120
van afbetalings-contractjes, voor schrijfwerk en administratie. Dat hield hij vol al keek Jet nog tienmaal vuiler dan ze al deed. Zoo een krukkedanser als hij, mijdde liever den gladden vloer, want op zijn armelijk zitvlak eenmaal neergestort, bekeek hij het tranendal uit nóg kleiner horizon.
In een ommezien had Manus zich gewasschen en gekleed. Even zou hij zijn knevel uit de was draaien. Ahal... op zijn schoon-ovalen gezicht wat poudre-de-riz Violettes Russes laten blazen; even zijn haren ópgeuren met Muguet Trianon... en dan Joden Jet uit haar lief nestje kriebelen. Zoo een fijne fat als hij toch wast Want alles tapten zijn klare waterkraan en de leege kapdoozen van de patrones. Wat had Jet laat boven zijn kop loopen schutteren vannacht. Ze broeide weer rare dingen uit.
Toen Manus bij Jet de kamer instapte, hoorde hij haar zwaar ronken in het alcoofje.
— Heé mamsel... ontsluit uwe liefelijke oogies!
Een sterker zagend gesnork, als hoorde ze zijn spot, was het antwoord.
— Wakkert... As ... as mamsel synde ... dien je bij de saakies te wese!
Jet bromde en kauwde tegelijk. Manus had de alcoof-deuren opengegooid, zoodat het licht haar slaapmom be-prikkelde. Wrokkig draaide Jet zich op haar smoezelige peluw om en zaagde weer den tijd aan hompen.
Zoo een zonderlingen tegenzin als dat wijf aan den dag heeft... mompelde Manus en hij gaf het op. Zijn pijp zou hem troosten, terwijl hij, vlak voor het raam, stil ging zitten schrijven, uittellen en rekenen.
Na een uur hoorde hij Jet luidruchtig wakker worden. Ze gaapte en hoestte alsof ze haar borst vanéén scheurde. Uit het duistere alcoofje schreeuwde Jet, terwijl ze met steenen kannen en wasch-gerei rondstommelde, dat Manus vandaag op stap moest bij wel tien klanten. Zij zélf, jammerde haar stem, had het zoo vreeselijk druk, dat ze