56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
zéér bizondere psychische kontakten eischt, dat hij alle piëteit mist tegenover hun innerlijk bestaan; dat hij niets brengt in de sfeer van hun vroeger glorieleven, maar dat hij als verlichte, ontnuchterde jood, alleen z'n haat lucht, z'n feilen uitgefolterden, zwaren en zwarten haat, z'n wanhoop wreekt, z'n spot breekt, z'n ironie en sarkasme smakt op hun koppen, ze nü bekampt met z'n fulminantste socialistische sentimenten, en al z'n afschuw uitstort over een gefingeerde Ghetto-maatschappij die er niet meer is.
Ik ben 't daarmee niet eens, d. w. z. met 't feit dat hij de joden niet kent. Dat hij hen altijd van zijn levenskijk uit tentoonstelt, is onloochenbaar. Lees deze pagina eens: beschouwing van Eleazar, schoon alleen Heijermans aan 't woord is, en werkelijk in iederen ademhaal zijn haat en verachting lucht.
Begint met een meditatie van Eleazar: ״Z'n theorietjes van nóóit 'n jodin te trouwen had-ie hier tegen den grond geschopt, 'n Jodin — was z'n stokpaardje — zou 'm 't gevoel van bloedschande geven." Plots laat Heijermans Eleazar's gevoel los, en begint zoo maar zijn eigen gedachten te zeggen.
״Zooveeleeuwen en eeuwen (gaat hij onmiddellijk voort) had het ras zich door oorzaken en geloof