56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
afzonderlijk gehouden, zooveel eeuwen had 't de simpelste natuurwetten geschonden, zooveel eeuwen was de voortplanting in aangetaste, altijd gesloten kringen geschied, zooveel eeuwen hadden ze d'r bezittinkjes in eigen familie vermeerderd, dat 'n volgroeid jodenlichaam in joden centra uitzondering was."
Zoo gaat 't eenige pagina's door en eindelijk op 327:
„Ja, hij een heerlijk-gezonde anti-semiet (ik cursiveer Q.), omdat-ie ghetto-leven verachtte, bij zijn ziening van eene menschheid geen semietisme kon verstaan. Haatte je niet als je betere dingen liefhad ? Hadden de Mozaïsche wetten niet genoeg gekankerd, moesten de oogen langer gesloten blijven, liep de maatschaplij'ke werking van vandaag niet storm op de maatschaplijke van voor eeuwen?"
Hierin wrokt, schopt, vloekt Heijermans. Hij ziet de joden als een „zenuw ontaard ras" ge-teekend door vreeselijke „geslachtsdrift "
Men ziet dat Heijermans zich in Eleazar zelf een „heerlijk-gezonde antisemiet" noemt. Hij noemt hun leven een bloed- en natuurschending. In 't vorige citaat met 't „zooveel eeuwen"-klimaxje geeft hij zijn kritiek, zoo persoonlijk mogelijk. Arme Eleazar! Maar laten we voor nu