56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
rend of fel-revolutionair, als 't maar eigen proletarisch leven is.
Dit joodje met z'n Spinoza-naklets, z'nSchönlieb en Dowstojewsky is ons razend antipathiek, en we ruilen hem dadelijk voor een die geen vertaalden Spinoza van Heijermans boekenkast even doorbladerd heeft, om 'n triest wijsheidje te luchten, maar met oproerige echte en hevige menschelijkheid ons veel van het makkersleven, zijn smart en jubel laat vóelen.
We hebben niets aan deze Eleazarsche Ham-let-uitgroeiing, kwallig en duf-sentimenteel om beurten, die, zoodra de mensch in hem even wil gaan spreken, zich den adem weggeknepen voelt door de hand ״zijns makers." In hem leeft geen type-proletariër, en door hem komen we niet in kontakt mèt groepen-proletariërs. Heijermans moet mij een mènsch scheppen, die zooveel droomt als hij maar wil; zoo revolutionair, fel, vol haat, liefde en afschuw leeft als hij maar wil, als ik maar van zijn innerlijke wezen de realiteit voel en onderga.
En naast dezen mènsch had ik verlangd, juist nü Diamantstad op 't plan van groote epische kunst wil komen te staan, den geweldigen epischen menschenwemel en de beelding van het