56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
Toch is hij dikwijls een fijnzinnig opmerker van menschelijke deugden en vooral gebreken, als zijn waarneemkunst in den kring van klein leven blijft.
Ook in Diamantstad golft je nergens het hoog-opschuimende leven van massa's tegemoet. Het schreiende, bloedende of jubelende leven ziet hij niet tegen een grootschen horizon.
Zijn werk geeft vluchtige, los-omgehaalde typeeringen van menschen, met bizondere kenmerken. Maar niemand in dit boek heeft eigen innerlijk. Rebecca leeft niet, Eleazar ... haha!... Moupie, Essie, Saartje, Poddy, Suikerpeer, 't zijn geen menschen met eigen groei, eigen fond. De psychologie dier verschillende wezens moest, door een eigen brandpunt van diepe waarneming en zielsindringing, het licht en d'atmosfeer breken in telkens andere kleuren en gloed op ieder mensch apart. Maar alles van hun innerlijke natuur is door één gevoelsfeer omneveld. Zij hebben geen eigen vorm van lijden en leven, van droefnis en verzet of onderwerping.
Alleen blinde tante Reggie staat, (als type ook al weer), daar buiten, ook ganschelijk gekreëerd en gezien bovendien als figuur-voor־de planken, pendant van Rachel uit Ghetto. Heijermans' gènsche psychologie, voor zoover ze ètnder en