56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
fel-zuïver en van een geweldig mystiek-diepe tonaliteit, ijlheid en broosheid werd. Maar dat is hier niet 't geval. Neem ook in dit verband eens pagina 98, de beschrijving van onweer op diezelfde fabriek.
In dat gansche hoofdstuk heeft Heijermans zich uitgeput aan literaire mooidoenerij. Ik kan er niet van aanhalen. Begin maar eens met de geluidsnabootsende woordgalming en impressionistische zinsdeelen te ontleden. Begin bij: ״Slag sloeg na rogglende loeiing, knal zwol na buldrenden val." (Stel je voor! Q.).
„Soms kroop het stotterend voort, leek 'n kreun in hijging verslikt, tot de haaglende bliksem-zwiep, neersissend in vloekende woede, 't gestamp en zwart-bulkend rumoer" enz.
X.
In heel dit boek is ziedende detail-overlading in beschrijving, daarom zoo onharmonisch, zoo hevig-teleurstellend wijl ze niet gebaseerd is op menschenleven.
Neem Hoofdstuk VII, pagina 155. Beschrijving van Joden Houttuinen, soms heel mooi, dikwijls zeer slecht. Prachtig dit: „Nu, bij het gestadig regen-neerdrensen kreunde de steeg eene