56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
dringing der techniekmiddelen van schilder-, teeken- en schrijfkunst dooréén. Voorbeeld: ״Ook de chipsmakers galmden. Het (wat het? ellendig altijd die dooie ״het'jes; bij Heijermans wemelen ze. In 't eerste hoofdstuk pagina 1—2, staan er een stuk of tien, morsdood, de zinnenglans akelig vergrauwend. Q.) werd een geraas, stroo-prig en bot, roggel van plompe geluiden, onder-gromd door het dronken ge lal der assen, wielen en riemen."
״Dronken gelal der assen." 't Is te bar, te idioot van dekadente ver-impressioneering. Dat geraas dat strooperig en bot wordt is al mal, maar je weet nooit wat menschen als Heijermans niet voor ״geraas" in stroop zien, en daarmee werk sensitiveeren in taal, en min of meer in klanksuggestie en beeldspraak. Ook die ״roggel", en plompe geluiden zullen we akcepteeren, maar dat ״ondergrommen" en ״lallen" — stel je voor ״lallen" !! der assen is weer te kostelijk.
De zenuwgevoelige gezichts- en gehoororganen van Heijermans lijden soms aan pathologische afwijkingen, 't Zijn meer hallucinante dan door-léefde gewaarwordingen. En op een hooger plan van plastiek dan de zijne, zou dit hallucinante aandoeningsleven óók wel prachtige psychische intensitiet kunnen hebben, als dan maar de taal