HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
Van Eeden, schoon geweldige tegenstelling, heeft ook zoo'n vreeselijke kenbare manier. Niet een vorm van beelden waaruit onmiddellijk éénzelfde artist herkend wordt, iets als 't natuurlijke timbre van iemands spraak, maar met manier bedoeld: een tot natuur geworden kunstmatige vormzegging, die virtuoselijk leeg en wormstekig is.
Zooals ik voor jaren ook deed uitkomen bij Aletrino.
Zoo krijg je b.v. de volgende Falklandachtige kortademende zinnetjes, met kliché-struktuur, geheel manier ook in uitgesleten bouw en dreunig tempótje.
Staaltjes; ״Mond was open in aandacht, oogen knipperden zacht. Stukje papier lei midden op tafel. Recht over het raam, héél te zien, zat een ander met koper-schimmenden baard, baard in ringvorm geknipt met slordige pieken, gekreukt door pletting van hand, die steunde het hoofd". Alles in dien zin is manier. Heel de plastiek stikt in kortademig zegsel. 't Is Falklanderig slecht; virtuoselijk-glijerig kort en trukig.
't Leege, saamgereekst-schetsige van zulke zinnen — 't boek wemelt er van — moet je dadelijk voelen. Het heeft met den werkelijk scherp-waarnemenden, soms somber, soms hevig־-