HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
ze vreet tragiek, ze kreunt, ze jammert en schreit bloed rond ons.
Heijermans' taalgemodder en geflodder, zooals Haspels schreef, bestaat niet in engen zin. Integendeel. Heijermans taal heeft dikwijls zeer eigene bekoring. Dat hij in omzetten van zinsdeelen, door 'n goedkoop rythmetje, veel van de wijs brengt is duidelijk. Maar lees dóór, Haspels, e. a., — jonkheer Rappard in den Spectator vergeve 't mij — lees dóór en je zult zoo dikwijls zien hoe prachtig hij zijn materiaal beheerscht. Zeker Van Looy, Van Deijssel, Prins, ze leven allemaal heel sterk in zijn werk, maar hij is dikwijls een oorspronkelijk leerling, geen duf dekadent en merglooze volgeling.
Naast 't goede heeft hij echter veel leelijks.
Z'n procédé kan soms van een onuitstaanbare manier worden. Dan gaat hij langs slinger en bocht met vulgaire schrijftruken rond. En midden in dat vulgair techniek-procédé stijgt ie öp, soms plotseling, met prachtige zegging. Dan komen de meest sensitieve taalverfijningen los, sentimenten van de teederste taal- en klanknuanceering, maar bij stukken en brokken, half gesmoord onder handigheids-regeltjes, taaldekadentisme, vreeselijk
valsch impressionisme, onder trukjes.....manier
.... manièr.