HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
menschelijke", het önpersoonlijk natuurleven moet beelden, daarom geen zier hooger dan een portretschilder, die dagelijks in konkrete vormen zijn menschen ziet, hoort en als konkreties waarneemt.
De heer en mevrouw Scharten hebben 'n onderdeel van het menschscheppende kunstenaarsschap — gesprekjes en gedachten-opschrijven — beschouwd als het werk van den romanschrijver. Maar vergeten werd dat een schrijver, precies als een schilder, bij het innerlijk en uiterlijk leven van al zijn schepselen voor een groot mysterie staat; dat hij, in al hun handelingen en groepeeringen telkens opnieuw en ènders hun gestalten heeft uit te beelden, en dat die plastiek van inen uitwendig menschleven de hoogste gave van zieningf en woordbeheersching• eischt.
O O
Probeer het gedachteleven van een boer, een ongelukkige vrouw, een droomer, een maniak, een verschoppeling te beelden, d. w. z. zóó dat het tot schoonheidsontroering wordt; z'n zieletra-giek of zielesmart, angst of vreugde. En zie of die schoonheidsontroering door iets anders dan door zegging, door 't beeldende woord en den stijl ontstaat.
Er wordt hier knussigjes gemeend blijkbaar dat een „fraai-gestyleerd" vers of lyrische proza