HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
kon wekken. De schoonheid van een roman manifesteert zich zelve op welk terrein ook, psychologisch, dramatisch, episch, door zijn beeldenden stijl, al is die niet overal even gaaf en zuiver. De groote, diepe schoonheid van een schilderij openbaart zich alleen door kleurkompositie, kleurrhytmus, door stemmings-sentiment, met de techniek en middelen der schilderkunst verkregen. Stel je de nuchtere mogelijkheid voor, dat je de groote schoonheid van een Beethovensche kompositie roemt, en toch zegt dat de man niet komponeeren kan.
Een slecht geschreven roman kin geen schoonheidsemotie scheppen, een slecht geschreven psychologisch stuk kèn geen emotie scheppen, en een drama kan 't niet, wijl inhoud en vorm in kunst onverbrekelijk één zijn. Ieder die beweert dat een slecht geschreven, of een j/^/z/geschilderde kunstuiting schoonheidsontroering vermag te geven, begrijpt van het wezen der schilderkunst, der beeldende taal niets, of ondergaat een werking van den stijl, maar weet die stijlgrootheid door kritische kakelarij niet thuis te brengen.
Zoo werd onlangs door den heer en mevrouw Scharten in De Gids een verbijsterend zotte onderscheiding gemaakt over 't wezen der ״schrijf