HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
geweldige spanningen ook van 't intellekt geëischt worden.
Elk nieuw brok menschbestaan is den grooten schepper vreemd, eischt telkens van hem een van-den׳grond-af beginnen, een geheel eigen voelen en inleven, wijl geen enkele vorm, geen enkel woord, geen enkel feit of gebeurtenis vè.n dat leven, vóór dat hij 't zag, zóó bestond. Hij moet scheppen met geheel ״buiten-menschelijk" vermogen. Alles aan dat leven is nieuw. De schaduwen die hij ziet, 't licht dat hij ziet; de koppen, de lijnen, de tronies. De geluiden, de gebaren, 't milieu, de intonaties, de kleuren, de stemmingen. Nooit was 't gebeeld, nooit in vorm-en-inhoud bijééngevoeld. Hij overstort het werk met nieuw leven, en voor hij begon, was er geen vorm, geen woord, geen lijn zóó van te zien geweest.
Dadelijk blijkt het, dat voor werkelijk groot beschrijven van een dramatische scène, in den roman, — de grootste, gevoeligste en diepste woordkunst en schrijfkunst noodig is.
Op geen andere wijze kan de schepper in de sfeer der dramatische schoonheid iets bereiken.
Zoo is 't groote narrigheid te denken dat een boek vol buitengewone pracht, vol schoonheid, door iets anders dan door 't beschrevene emotie