HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
bespiegelingen Eleazar's; heel goed dieSchönlieb-frase-memoreering en de verdere deskriptie. Maar de groei van het diepst-inwendige menschenleven naar de hoogtepunten der zware tragiek, de epische groei der dramatische motieven is afwezig, stom-ellendig afwezig. Ik wil ieder moment'tperspektief van het verhaal kunnen inzien ; van 't menschenleven, van zijn schreiende tragiek.
Ik wil den grooten gang der gebeurtenissen van dat mensch-drama niet met dwaze slingerbochten en onder gedrochtelijke gezichtshoeken zich van mij zien afwenden. Ik wil geen obstakels onder een optisch bedrog zien vergroot.
Wel zou ik al die uitgesponnen beschrijvingen kunnen verwerken, als ze episch vastgegroeid leefden, diep, diep, vastgeworteld op den bodem van het groote menschendrama. Maar als ik daarvoor in de plaats, telkens uiterst-individualistische visies krijg van een impressionistisch prozaïst, dan word ik kregel; dan voel ik een groote woeste epische schoonheid verloren gaan, dan roep ik uit: Weg jij daar, knappe, handige, soms prachtig-schrijvende, klankgevoelige kerel.... Weg jij! Geef ons mènschen, mènschenzielen, eerst dan heb je 't recht ook milieu zóó uitvoerig te beelden.
Nu leeft er een tragiek zonder merg, soms uitziekend tot realistische melodramatiek.