HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
schoenmaker op een vraag van Eleazar of hij hem soms helpen kan.
Overal komt het detail-zien van Heijermans' geest uit, als waarnemer en soms inééns weer als weemoedig aanvoeler van tinten, wegstervende kleuren, van lichtschakeeringen en schaduwleven. Maar een machtig episch metrum ontbreekt hem ganschelijk, juist dddr waar de details ineen-groeiïng behoeven tot magistraal leven. De hartslag van 't monumentale bonst en dreunt niet door zijn arbeid. Zijn tempo's zijn kort en gejaagd, zijn visies beperkt en zijn details groeien niet één voor één op uit een orchestraal geheel. Zijn tafreelenreeksen geven kleine kunst, en raken nooit het groote plan der plastisch-epische eenheid.
Niet alleen pag. 113, maar bijna alle beschrijvingen van dingen mangelt het aan die hoogere eenheid. Soms leeft zijn menschelijk-artistieke bewogenheid zich uit in mooi impressionistisch proza, in perioden van diepe klankwaarde, eigen geluid. Maar zijn aandacht als stemmingsvoeler trekt telkens naar dingen die afwijken van de groote epische lijnen, de spanten van het geheel, dat groot vastgehouden en groot gezien moet blijven om hoog-episch boven alles uit te groeien.
Zijn overlading is niet van een klles-voeler, maar dikwijls van een gevoelig־-registreerend