HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
worden, een burcht, een geweldsding van monumentale, zware, donker-dreigende epiek. En nu is er geboren een boek uit den jodenhoek, met wat oppervlakkig technisch gebeuren van énkele vaktoestandjes, weinig diep wortelend dokumenteel leven van diamantwerkers-joodjes. Maar 't leven b. v. op die vreeselijke klub. die hevige hel van schacher en doodbloedende menschmoorden, dat leven tusschen die rauw• wreede handelaars, hoe had het, groot uitgebeeld, van duizendmaal meer kunstwaarde geweest, dan welke ״ellende"-beschrijvingen ook. O! wat 'n geweldige groep mènschen had hij uit dat milieu als de werkelijke vreeselijke „diamantstad" kunnen schetsen. Wat een groot-episch monument had Heijermans van diamantstad voor de verbaasde oogen der burgers en levensminnaars kunnen bouwen, als hij zijn stof meester ware geweest. Als hij om zich te documenteeren eerst jaren met groote overgave was gaan leven in die kringen van fabriek, klub, ateliers, juweliers, bondsleden, strijders, vechters en worstelaars om hun menschrechten. Dan had hij ons niet in den melodramatischen onzin van zijn brandverhaal en bloed-schande-tafreel verwikkeld. Dan had hij den strijd van een, uit middeleeuwsche eigengerechtigheid zich los-worstelend proletarendom, in geweldige