HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
pagandist; worden telkens de droeve oude droom-kleuren op de prachtpeinture, oversmakt met de verfklodders van den wankelenden kunstenaar.
Toch blijft er in dien opzet nog wel eenige massiviteit en een episch sentiment, waarvoor Heijermans me misschien zou hebben gewonnen, als 't uitbeeldingsplan op één hoogte zou gebleven zijn, als ik niet dadelijk had bemerkt dat in de menschschepping hem elk episch voelen loslaat.
Het zou mij niet zoo hinderen, 't zien van allerlei breuken, leelijke felle breuken in de be-schrijvings-kompositie, als de verhaalbouw, het menschendrama nu maar gaaf bleef, in levende pracht voor me opgroeide. Maar die verhaalbouw is naast het mislukt epische plan van 't gansche werk, een nog fellere teleurstelling.
Nergens leef je in de ziel, de diepste natuur dier menschen en nergens staan de lotgevallen, 't leven dier schepselen zoo bijéén, dat je 't groote verhaal ziet kleuren, lichten, schaduwen, somberen. Al had hij, door de persoonlijkste opvattingen in de kompositie, dat brok menschenleven gebeeld nög zoo afwijkend van mijn eigen scheppingsbesef, maar mooi levend, mooi echt en breed, ik zou er om gejuicht hebben.
Op het eerste fragmentarisch-massieve en los