56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
slot voorlezen als proeve van zielschokkende keukenlektuur.
In geen der menschen van het verhaal kom je verder in. Zelfs tante Reggie is als plankenfiguur gekreëerd. Van de massa merk je geen zier. De staking, de botsing is zeer slecht beschreven. 't Is detail op detail zonder één saam-spannende lijn. Uit dit hoofdstuk alléén al is de felle onmacht van Heijermans als episch werker te bewijzen.
Het bloedschande-tafreel, of liever, de ontdekking daarvan, heeft 'n zeer onzuiveren achtergrond van troebele feiten. De psychologie van hun samenzijn, op 't moment dat de argelooze bekentenis komt van Rebecca tegen Eleazar, is zeer zwak en slap. Maar erger is, dat 't als kenschetsing van het joodsch milieu en ontaar-dingsleven heelemaal niets zegt. Wel heeft Heijermans op meer dan één plaats Rebecca, het wulpsch-mooie zwarte meisje, uiterlijk geteekend, maar van haar innerlijk hooren we niets, niets.
In de ziel van Rebecca heeft hij, zooals ze ons nü uiterlijk gebeeld wordt, zelfs de meest elementaire vrouwelijke schaamte door wat zegseltjes gedood. Geen vrouwelijk schepsel, al wordt ze door den grootsten wellust vergloeid zou zóó tot 'n jongen man spreken, als ze niet 'n zeer