56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
Het is duidelijk dat de daarin uitgesproken samenspraken nooit vóór hem ״in woorden bestonden", maar dat hij ze geheel scheppend moet voelen, en geweldig voelen, telkens anders en weer, wil hij het beeldende leven er in brengen.
Waarom zijn er zoo weinig dialoog-schrijvers? Wijl de kunstuiting zoo groote beeldende gaven eischt.
Nu zal ik ter toelichting nog eenige voorbeelden uit eigen ervaring geven, wijl deze voor mij 't sterkst spreken.
In mijn roman Levensgang komt een hoofdstuk voor: Bresser, de juwelier en een sabbathbezoek in zijn huis.
Ik heb in de geheele kritiek over dit deel éénstemmige bewondering gelezen. In dit hoofdstuk voer ik op, Sak Bresser, neef van den juwelier. Deze figuur is volkomen, en Bresser voor't grootste deel, produkt van de scheppende verbeelding. Ik heb nooit in deze omgeving geleefd, en nooit zoo'n bezoek gezien. Men heeft mij ééns tien zinnen gezegd óver 'n juwelier-parvenu. Ik heb hem door de verbeelding gekreëerd. Precies zoo Sak Bresser. Nu is dit hoofdstuk bijna geheel dialoog. AI wat Sè.k zégt, en dat is veel, is in scheppend verbeelden door mij gezegd voor hem. Al z'n dialoog-reeksen zijn diep-ingeleefde, schoon nooit