56 HEIJERMANS׳ DIAMANTSTAD. 2 7
voudige" Heden, hoe droef, hoe droef, nu de Schartens 't toch plechtiglijk beweerden.
Waar we alleen mee werken kunnen, dat is met 't scheppende stijlvermogen, om de zelfgeschapen personen, ook geheel in eigen sfeer te laten spreken. De Gids-kritici val ik toch weer bij. Want de dialoog-schrijver maakt wèl gebruik van enkele heel kleurige „opgevangen" woorden en uitdrukkingen die soms op zich zelf al zeer teekenend zijn. Maar ook dat is geen „keus", geen fonograaf-arbeid, want hij schept er zelf honderd naast en legt ze zijn personen in den mond Als je scheppend dialoog-schrijver bent, ten minste.
Van het overgrootste gedeelte der dialogen, lezers, heeft de romanschrijver nooit iets gehoord, nooit 'n syllabe opgevangen, en nooit fonografisch gereproduceerd.
Ieder sterveling met wètt hersens begrijpt toch dat de door den auteur gebeelde scènes telkens spreek-aanpassing der personen verlangen, en daaruit alleen al af te leiden valt dat hij voor en in 't karakter zijner personen de gesprekken schept, nooit „opvangen" kon, wijl ze nooit in 't werkelijke leven „uitgesproken" waren. Van de honderd tafreelen beeldt hij er vijf en negentig ctlleen uit zijn verbeelding en voorstellingsmacht.