7°
— Het gebod zijner volksgenooten ...
— Hoe liefelijk!
— Gij drinkt niet Hebreeuwer, wel... om ons te smaden!... gilde de opper-bruidsgeleider diktongig, terwijl zijn zwaard flikkerend zwaaide boven zijn helm... Hebben wij dan schurft, kanker, pestbul-ten ... of heimelijke gezwellen die de Hebreeuwers besmetten? ... Zijn wij zoo vervuild? Vallenj onze wenkbrauwen uit? ... Worden wij doorvreten van een wormziekte?...
— Hij lust niet, de tongkastijder, die dommekracht ... Hij snuift liever de lucht van zijn geboorteplaats en van gekorven sprinkhanen!...
— En van het veld van Sephala ... Hij riekt naar pek!...
— Hij mag niet... Hij riekt naar pek!
— Van Jehovah niet, den Woestijnvader ... mag hij niet!
— De Roode Loop heeft hij ... d'afgezonderde, die ons wil uitroeien met wortel, stam en tak . .. ons dooders!...
Brullender lachte ironische hoon over hem heen.
Zelalphonith kreunde:
— Wee ons ... wee ons!... Gezegend de naam van Jehovah, in alle eeuwigheid heilig... heilig het Woord van God!... en bezwijmde half tegen Ma-noach op.
— Mannen drinkt... drinkt den wijn uit Gaza en Thimnatha!