Simson de Godgewijde

Titel
Simson de Godgewijde

Jaar
1927

Druk
1927

Overig
1ed 1927

Pagina's
359



63

gebied in bezit namen. Toén vermochten de Canaanie-ten niets tegen de Danieten, die aandreigden als rosse donderwolken ... Waagde dit handjevol, dit geraasmakende, glimmende bendetje nu hem, Daniet uit de Zon, uit het Zuiden, hem die Jehovah's kroon droeg, te tarten? Al waren zij in zwart albast saam-gekropen, hij stootte ze tot gruis met één knuistslag. Toch zou hij onder domme drift-uitbarsting nu alles bederven. Eens moesten deze waggelende krijgers, onder Jehovah's gericht, hun snorkend geblaas bitterlijk bezuren!

Een Philistijnsche zelfverheerlijker snakte naar adem, toen hij zijn laatsten snoefzin voltooide: dat alleen onder het volk van Caphtor, oorlogstucht, moed en eerzucht leefden, ... dat zij de sterren zouden verduisteren met het onweer van hun aantal. Een paukslag druischte zijn snoevende woorden achterna.

Manoach en Zelalphonith durfden nauw de oogen heffen naar Simson, ieder oogenblik een ontzettenden uitval vreezend.

In wrokkende wisselbeurten kreten de mannen dooreen, afgunstig:

— Wij Philistijnen, schenken u, ongedeesemd-broodeter, een vrouw ... wij uit het brandende merg der Porusata... wij uit de roode schemerstad Caphtor, waar Beth-Asthoreth haar zilveren lampen brandt tegen de gouden lampen van Dagon.

— Weet, looze Hebreeuwer... wij traden tegelijk

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt met OCR (Optical Character Recognition).
Deze techniek levert geen 100% correct resultaat op. Dat betekent dat er onjuiste tekens in de tekst kunnen voorkomen.


Weergave
Afbeelding / Tekst (OCR)

Alle boeken in deze digitale bibliotheek kunt u gratis lezen of downloaden. Met een vrijwillige donatie helpt u ons met het in stand houden en verder uitbreiden van de bibliotheek. Klik hier als u een bijdrage wilt overmaken.