6a
Schel begonnen zij te pronken op hun rooftochten in gebergten en woestijnen, tegen vijandelijke stammen; op hun buit: kudden schapen en runderen, en op hun veroverde schatten aan zilveren manen en gouden halscieraden van kameelen. Zij begonnen te pronken op hun reuzen eertijds, uit de duistere valleien der seraphs en op de vernielingskracht van Dagon, die oplichtte in den glans van duizend gouden nislampen, flonkerend als de gestemde nachthemel.
II
Simson lag te trillen van ingehouden woede op zijn rustbed. Zoete rook van aloëhout prikkelde hem de keel en bruiloftslampen van weggaande en naderende gasten, zag hij als zwevende vlammen, heen en weer. Bij het heilige graf van Abraham en Sarah,... bij de heilige en stille vroomheid zijner moeder,.. . het laffe gekraai en zwalpend geschetter van de oorlogszuchtige rekels, verhit als Syrische paarden, zou hij met een stentorischen kreet wel willen smoren! Want hij wist van zijn eigenen jammerlijk-bedeelden broederstam Dan, hoe deze, eertijds in verdrukking, zich een weg gebaand had naar het Noorden en, beitel tegen beitel, dwars door vijandige bevolkingen, aan den voet van den Hermon zich te nestelen kwam. Hij wist hoe zijn stamgenooten-landverhuizers toen de Sidoniërs vermetel en wrikkeloos hadden bevochten en bedwongen, en hoe overrompelend-snel zij het nieuwe vruchtbare