59
smachtenden mord. Hij prevelde iets driest-gelukkigs over haar zijgende stem, die de heftige hartstochtelijkheid van haar gebaren temperde. Toen herdacht hij zijn moeder en haar reine vroomheid, aan wreede pijn en smarten sprakeloos ontbloeid. In Simson's stem Zonk een teedere droefgeestigheid. Daarna plots danste zijn geluid op in een schertsende scherpte, toen hij de moeder der bruid ging loven. Neem ter oore ... zij was als het klinkende rumoer van dooreentuime-lende drinkkannen en bekers, en gelijk feestvaten: gauw vol, gauw leeg. Zij glom vroolijker dan het goud harer zware armbanden. Ook Manoach vereerde hij met onkleinmoedige gedachten en daarna den pralend-hoffelijken vader der bruid die geen oude sandalen wegwierp voor hij de riemen van nieuwe voelde knellen om zijn onstuimigen heldenvoet.
In al wat Simson zei klonk een bezielende kracht, een stoute verbeeldingsdrift of gistte een stille ironie. Hij zinspeelde niet op veete, schennis, erfvijandschap, noch op zijn roeping als Richter Israëls, terwijl het toch diep van binnen in hem zong:
— Maak u op, Simson ... Gij draagt den arend in uw vaandel!.. . Eens zal de Heere de Philistijnen in uwe hand geven. Gij vecht alleen ... gij wilt geen aanvoerder van oproerige troepen uit uw volk zijn ... Gij vecht alleen ...
Hij verzweeg heilig zijn geheimen met God en de reus uit Dan, die zoo goedhartig en kinderlijk zich kon onderwerpen aan het allerzwakste, sprak nu in een taal