II
oostersche eerbewijzen verloren, wilde de betuigingen zijner gelukwenschen in een levende daad, ceremonieel bevestigen. Ter eere van Simson, den held uit Dan, beschonk hij zijn tortelduifke, zijn lieflijke dochter een bruidswacht; een keur van dertig jonge krijgers, die op geestdriftigen bruiloftsroep van den vader waren saamgetreden. Acht dagen, zoo lang het huwelijksfeest ging duren, zouden zij in dienst staan van de Philistijn-sche schoone, van Sichema, en van den ochtend tot den avond niet van haar zijde wijken. Had zij dan iets beklaaglijks?
Zij verschenen, de krijgers, geheel uitgedost met schubachtige, geel-koperen pantcieren, scherp-ge-slepen zwaarden, bont-gloeiende speren en schilden, en op hunne hoofden blonken geweldige, geel-koperen en gepluimde helmen met inschuifbare vizieren, als in vuurgloed.
Simson bevreemdde dit eerbewijs, — in schijn een hulde aan zijn grootheid, — hoogelijk. Dit was geen eerewacht, doch meer een beschermings-groep. Men vreesde hem dus ook hier, in het huis van het meisje dat over eenige uren zijn vrouw zou wezen.
III
De bruiloft ging zeven dagen duren; zeven morgens, zeven avonden, zeven nachten; zeven kleurige korven van licht en donkerte. Simson zou zeven avonden en zeven nachten nu moeten aanliggen met deze gehate