4i
onder Philistijnen en Hebreeuwers, die Zelalphonith vooral beangstigde. Zij voorvoelde onheil en ondergang voor haar kind, dat men in hinderlagen wilde lokken. Doch de Philistijnsche maagd, in een ontroerende teederheid, verheerlijkte haar held van vreemden stam vér boven haar eigen geloofsgenooten; ver boven haar dappere broederen en zwageren. Sichema ontwaarde niets dan Simson's geweldige glorie van zijn reuzen-lichaam, dan de onverschrokkenheid van zijn heldendaden, al verklapt door de faam van zijn avontuurlijke jeugd. Zij verloor zich geheel in den gloed van zijn heerschers-oogen, toch kinderlijk vaak en verbaasd, en in de aanschouwing van zijn leeuwenhoofd. Zoo koen en los wapperde om de schouderen van niet een harer mannen een scharlaken kwastenmantel, en zoo stonden de blauwe kabels van spieren en pezen op niet een der naakte armen en beenen harer krijgers uitgevlochten. Haar Simson verscheen als een koning in een slavenkring, die met de barre vuist als eenig wapen, hongerige leeuwen zou kunnen geeselen met doornen en distelen.
II
In het gejoel der bevolking te Thimnath, klonken helle vreugde en jammerende angst dooreen. Want de Hebreeuwsche held, voor wien de Philistijnen beefden, heette een vernietiger, een vijand van hun volk, en de koensten onder hun mannen waren vijanden van de