II
ren ons vertelden . .. toen d'aarde geschokt wierd en de bergen ineenstortten? ... Dat de Albeschikker, haar Licht en haar Heil, haar kind inzicht schenken moge!.. smeekte zij met haperende stem, onder fluisterenden angst.
Ook Simson begaf zich op weg naar Thimnath, om te vernemen hoe de Philistijnsche maagd en haar ouders, die in hunne aanzienlijkheid veel vee hoedden, veel schapen grazen deden en groote wijngaarden verZorgden, — Sichema reed zelfs op een witte ezelin met zwaar-geborduurd schabrak, — het aanzoek van Manoach en Zelalphonith hadden opgenomen. Zou de kus op den mond of op de kin geklonken hebben? Zou Manoach den baard van Philistijnsche maagd's vader hebben vastgegrepen? O, hij rilde bij de gedachte te worden afgewezen.
Vóór Simson tot de stad ging, doorzwierf hij de wijnbergen en d'olijventuinen van den omtrek. Hoe danste dit bevallige meisje bij vroege lente-oogsten of onder een gouden hemel? Hoe lei ze trossen dauwdruiven te drogen in zon? Hoe snoeide zij de weel-drigste loten? Hoorde zij óók de vroege sikkel slaan in het koorn der eerstelingen? En hoe zong zij onder het wannen tot laat in den koelte-nacht, als de houten schop dof door getreden stroo en kaf heenritselen ging?
In hevige ontroerings-onrust voelde Simson zich tot een stamelend gebed bewogen. Bij Hebron, de heilige Aartsvaderen,... hij immers zou behooren tot
Sim=on. 3