9°
trilling, de vergeestelijkte hartstocht in zijn lichtende kleur. O! deze kalme, zachte, lievig-schijnende Spoor, die zoo collegiaal begekt wordt door vele zijner penseel-genooten, om zijn geestdrift voor groote, reine en wijze dingen,... ge moest allen eens beseffen hoe hevig barnend de hartstocht en de drift, de opstandigste en hevigste, gegloeid en gerazernijd hebben, ja, dikwijls nóg koken, ontstellend in hem ; hoe zijn bloed van begeerten bonst in zijn hersens, verhit, omduizeld van pijn en smartelijk verlangen; hoezeer hij dreigde af te zakken naar de wellustigheid van het zinnelijk-schoone, maar hoe hij tèlkens en tèlkens in een folterende zelfworsteling teruggreep naar het hooge, en voelde juist in dien smachtenden strijd, weer een tred nader te zijn geschreden tot het onvergankelijke...
IV.
Alvorens iets ontledend over zijn arbeid geschreven kon worden, moest dat deel van zijn wezen eens doorlicht. Het weefsel van zijn menschelijkheid en scheppende artisticiteit is niet vaneen te splitsen, of ge wondt beide kanten van zijn diepste natuur. Hij wil naar de groote wijsheid, de stilte heen, waar iedere gedachte zich zelf dadelijk in een lijn-, en kleur-vorming omzet in zelf-plastiek en geen bemiddeling van grove materie, altijd toch nog