89
ders-mcraliteit, die aan het uitsterven is. — Vergelijk dit niet met anderen, die óók geestelijken inhoud aan hun werk geven. Deze wiegelen de intuitie hunner critische natuur in slaap met wat zangerig klankenspel, doen in alles toch domineeren hun schilders-talent, hun tonalistisch of coloristisch vermogen. Ze voelen de innerlijke tragiek van een misdeelden, getrapten of vernederden mensch, aesthetisch-tr&ghch, niet menschelijk-tragisch, en hun symbolische karakteristiek is meestal wijsgeerige afval, troebele materie, onbegrepen metaphysiek, gewikkeld in den schijnglans hunner technische pronksels.
Bij Spoor is het gansch anders. Zijn heel ménsch-innerlijk is meegegroeid mét zijn artistieken scheppingsdrang. — Zijn verlangen naar uitzetting des gezichts-horizons heeft een harmonischen onderbouw in zijn wezen dat zich keert naar de Oostersche Wijsheid. Hij schildert bloemen, heerlijke, gloeiende gouds-bloemen b.v. in een kan, en waarlijk, daarin, in dat heete, gonzende goud der bloemen, stort hij héél den jubel van zijn menschenhart over. Hij schilderd kinderoogen en hij wil er al de klare, onbesmette reinheid van het ontroebele, begeerlooze droomleven doen invloeien. Hij zoekt niet naar de zinnelijke verrukking der kleurformaties alleen. — In de bloemen zijn jubel, niet alleen om het bloem-mooie, maar heel zijn drang naar geluksmooi van de menschen der toekomst, die zullen baden in zonne-dagen . .. Dat is de innerlijke