84
het wezen der kleur zélve leeft. — Zie de pracht-wam-buizen of zwarte rokken bij Hals. Nooit is het zwart: donker, dood, vèrf, maar altijd is gegeven de materie der kleur, en de stof, door een vibrato van licht, door een saamweving van tinten waaruit het zwart groeit, als het ware zich zelve tot kleur weeft. Het is een orches-tratie van ondertonen van grijs, keulsch aarde, gebranden amber, verduisterde goudoker gebrand, zachte bruinen en onderschilderd ivoorzwart en blauwzwart. Maar al dit materiaal gemengd in onnaspeurbare verhoudingen, in zachte dekkingen, weer plotse ophoogingen, fijne verschuivingen van tint onder tint, schaduw achter licht, glans achter duistere vegen. — Dat geheim van intuïtief kleurweven is het wat ook Spoor zoo levendig bezig houdt en waarin hij uren aan uren zijn heel psychische wezen verbruikt. —
Alle critici, Spoor's talent besprekend, beoordeelen hem, door zijn ernst en vak-begaafdheid min of meer misleid, alleen als teekenaar, énkel kunstenaar. Ik erken, er is ook geen andere materie voorhanden. Spoor heeft nooit verhandelingen geschreven over Boeddha en de arische moraal, noch over de attische mysteriën en hun voluptueuze historiek; hij heeft nooit openbaar zijn meening gezegd over wijsheid, het wezen en den brand der menschelijke hartstochten ... En toch . . . toch . .. dat alles heeft hij, tot de laatste trilling van zijn gemoedsvol peinzen pogen