8o
een zeer gecompliceerde natuur, die begreep, dat alléén schilderen, met kleur spelen, met kleur uiterlijk tragisch of komisch, atmosferisch of symbolisch zijn, weinig beduidt, als de ondergrond, het diepste van ons kunstenaarswezen niet gansch en al van groote, machtige levensvoelingen doorademd is. — Zelfs het klare fluiten van den merel is er niet alleen om den z&ng, zou een menschen-ziel dan alléén werken om zins-genot voor kleur ? Zins-genietingen bekoelen in de bevrediging zelve. Het schilderen zou ophouden te behagen, als er niet ook de hevige ontroering, de hoogst-stijgende gééstelij ke begeerten in uitgestort konden worden. — Spoor is niet theosophisch van aanleg, wijl hij het zoo ״prettig" vindt aan esoterische wijsbegeerte en mystiekerij te doen, maar wijl in zijn diepste wezen een ontembare drang gloeit, het allerhoogste van menschelijk denken, voelen, weten, begrijpen, te omspannen. Is dat nu niet onbeschaamde vermetelheid van een burgerman-artist die lieve, onnoozele kindertoetjes schildert? Wat heeft zoo'n vent aan hooger geestesleven dan een ander ? Laat hij zijn kwasten goed schoon poetsen, zijn tube's voorzichtig uitpersen, zijn palet boenen, zijn lieve bestellers met suiker-zoete vleierij-woordjes geestiglijk beflikflooien, en laat hij een spaarbankboekje koopen en duiten sparen voor zijn ouden dag. En laat hij wachten, koeltjes-voornaam wachten tot de deftige kranten wat believen te