65
door de rustige waardigheid van het hooge karakter. Op een ander plan van geestes-aanleg leefde Van Hall dezen Potgieter-stijl uit. Doch, niet gesteund door de groote gaven van Potgieter, deed in hèm het verzet aan als arrogantie. De hevige schimp van Van Deyssel tegen Van Hall, rond hem opspattend als een waterval van bruisenden toorn, — deze eischte in zijn hartstochtelijke doordraverij, gevangenis-straf voor zulk een ״stylist", — heeft ons nooit iets anders geleken dan overdreven opwinding en proeven van verkluchtigde scherpschutterij op voorwerpen van verkleinden omvang.
Ook mr. Van Hall op zijn beurt, had Van Deyssel, vóór diens schimp, zeer fel beoordeeld. — In zijn kampartikel : „Groote Geluiden", zegt hij o. m. dat de N. Gids rondborstiger en veel minder dubbelzinnig .... tegen de „vuile kunsten, (Een liefde wordt bedoeld) waarmede Van Deyssel zijn ontegenzeggelijk groot talent vermorst", had moeten protesteeren.
״In stee daarvan", zegt van Hall, ״plaatsen zij deze meest schaamtelooze verheerlijking van de schaamteloosheid, waarin de liederlijkste beginselen worden verkondigd in de taal van een krankzinnige1'.
Elders spreekt hij van: ״wanneer de heer Van Deyssel zoo, bladzijden lang, in één onmetelijken zin, onverstaanbaar voortbazelt".
Al wat zij leeren over klank-expressie en beeldspraak,
5