62
hij smaadde niet uit persoonlijke gekrenktheid, hij verafschuwde, omdat zijn schoonheidsgevoel gepijnigd en de schoonheid die hij liefhad, beleedigd werd.
Mr. van Hall mist in zijn beschouwingen alle diepzinnigheid. Zijn aesthetisch gevoel heeft hij nooit met wijs-geerige begrippen kunnen verduidelijken. Zijn dialectisch vermogen is nul, en zijn proza heeft niets van woordkunst. Maar wel kan hij, zonder eenige stijl-verzwaring, lenig en vlot causeeren, causeeren in den goeden zin. Er is een zekere gracieuse tinteling in zijn taal, een ironische flikkering in zijn korte zinnetjes, een waarneem-scherpte, een vlak-af-zeggen van wat hem als waarheid voorkomt, waardoor toch de causeertoon zelden gebroken wordt. Hij is niet zóó-maar op den invloedrijken zetel van het Gids-secretarisschap neergeploft. Hij heeft, met de jaren, deze plaats verwonnen door zijn inzicht, kennis van zekere onderwerpen, zijn algemeene beschaving, geestelijke lenigheid, en de min of meer aristocratische vorming van zijn intelligenten smaak. Toen de oproer-kreten der tachtigers hem en zijn omgeving in wildheid van stem bedreigden, heeft hij vaster dan ooit zijn voeten op d'aarde neergeplant. Met den wil-van-sta-vast smakte hij, naar zijn krachten, de rebellische bende terug. Hij wou zich niet laten overbluffen, door geen honderd ronkende kelen en, naar 't hem voorkwam, öpgezwiepte hartstochtelijkheid. Wat goed en naar zijn inzicht schoon