55
schreven, zóó door de waarnemende zinnen gegrepenen door de impressie ets-scherp genoteerd. En toch, op het profiel der woorden, ganschelijk gegeven aan het werkelijk-geziene, fonkelde een fijn licht mee, uit de wereld van het visioenaire, maar zoo zilverig en méé-schijnend met de atmosfeer van het realistisch-gebeelde, dat het alleen grondigen kenners van het tintspel harer verzen opviel.
Haar gaat 't dichten natuurlijker dan het schrijven van vrij proza. In gebondenheid van maat, rijm, klank en rhythme, leeft haar ziels-beweging zich vrijer uit dan in de ongebonden periode-kunst. — Mét strophengang is haar gedachten-leven geboren. —
Deze lyrische ziel heeft een smart-verbrozing, ganschelijk op de individueele ontroering gericht, toch voor een essentieel deel onbewust-dramatisch en van algemeener psychische menschelijkheid dan zij zelve allicht vermoedt. — Schubert zong zóo broos en zóo individueel-verdoken in eigen smartelijkheid en ziele-wee. En toch, hoe algemeen-menschelijk waren de ontroeringen waardóór hij zoo subjectief muziek dichtte. — Er is allicht niets menschelijkers dan het subjectieve in de schoonheids-ontroeringen. — Er zijn tranen, valsch van lichtglans ; de sentimenteele tranen van de zenuwen, en niet van het hart. Maar er zijn ook echte heete tranen, gehuild, hangend aan de wimpers als een fonkeling van kleine