36
proletarische massa, hatend in ongetemperde minachting het democratisch geklank dezer nieuwe tijden, en al de wagenwiel-wentelingen der sociale vooruitgangen met ontsporingen bekampend en beschimpend in 't diepst van zijn ziel. — Aristocraat en toch woest verpletteraar van vorm-beknellingen, dooreengeknoopte mengeling van deftigheid en losbandigheid. Hij is roofridder met slagzwaard, omhalzend in verhit avontuur, en heimwee-ziek zwerver langs de onveilige burchtwegen. — Zijn bloedmes veegt hij schoon aan geurgras, en in verrukking laat hij den vlammen-schijn van een zons ondergang achter kasteel-torens en tinnen in zijn staal-rood ontbranden. Hij is kruistochten-strijder, voor Maria-dienst het vrouwenzoet vergetend, terwijl de gloed van een mijter hem de oogen blind steekt. Zoo is deze geweldenaar, magistraat en scherprechter, een soort van Uilenspiegel onder mon-nikenkap, een belhamel en een biechtvader. —
Ook in hem is een oorlog van tegengestelde driften. Zijn werk is soms licht geneurie, zacht gezang, met dubbelslagjes en mordenten vercierd. En soms, zwaar als een becijferde bas, dreigend ópklimmend in klank-breede accoord-gangen. — Dan weer ligt hij overhoop met alle levens-verschijnselen, is het in hem een klein gekreun en gemopper tegen alles. — In die stemming waagt hij het zelfs Shakespeare te kelen als een lam,