20
stuk: ״De Nachtcactus." Een brok verhaal, van conceptie gebrekkig, pal in tweeën gesplitst, zich telkens bewegend op de ineen vloeiende grenzen van droom en werkelijkheid. — Op minder gelukte dingen, ik zeg 't nadrukkelijk, ga ik niet in. Ik wijs alleen op de voortreffelijke. En die zijn er vele. — Ook in dit stuk is het detail overheerschend, maar de synthese reikt ook de behulpe-lijke hand. Soms is hij gedwongen toom te wenden door de overweldigende vaart van zijn woord. Dit bewijst den synthetischen gang van zijn zieningen. Beelden, voorstellingen, kleuren, licht, het is alles één drom van leven. — Ge zult allicht platuit weigeren te erkennen dat dit nog iets anders is dan hoog-gemouvementeerde waarnemingskunst. Ik zeg heuschelijk dat ge dan bazelt. Is het niet zeer diep, zeer innerlijk, van iemand die zóó het leven der kleuren ziet, zóó toon en atmospheer voelt? — Met een vuist vol woorden bereikt gij, inner-lijkheids-menschen, geen honderdste van wat Van Looy aanroert met één zin! Waar plaatst ge toch uw schutsluizen als ge het over uitwendig en inwendig hebt ? Laten we toch begrijpen dat in aanvoeling en weergeving van kleur, licht, leven, atmospheer, in aanvoeling van landschap en mensch in hun milieu, de diepste innerlijkheid van inwendig leven kan vertolkt worden. Zoo een innerlijkheids-dichter van het ons-omringende, zoo een vaak verrukkelijk stemmingsdichter, die het inwendige der