!8
onbewuste vermogen, zóó persoonlijk zekere dingen te zien, in te leven of aan te voelen, dat hij naar nieuwe uitdrukkingen, woordvormingen of zekere klank-verbindingen tast. Op bepaalde momenten is hij, in wisselwerking met de ziel der massa, haar dichter en oorspronkelijke. De massa vangt zijn woord, zijn gebaar en toon, en zegt 't na, leeft 't in. Wat een gansche massa dus schijnt te wrochten, schept een enkeling, terwijl de volksziel 't woord, de expressie tot organisch leven maakt door haar gemeen gebruik, door haar toevoeging, afzondering, aanpassing of inlassching. — Een geheel volk maakt zeker de taal, maar zijn fijnste, onbewust-muzikaal, 't zuiverst-hóorende zonen, — rhythmus, toon, klank-verbinding en geluids-vorming 't rijkst inlevende, — scheppen haar levende werkingen. Het gemeenebest keurt de spraakvormen, en neemt het beeldende woord sneller op, naarmate de woordvormer dichter bij de volksziel is gebleven. — Zoo moet ge ook Van Looy's woordscheppend en woordvormend vermogen bezien. Niet anders en van een organisch plan uit. Van Looy heeft juist dat hoog-scheppende taalkeus- en taalkeur-vermogen dat hem nu en dan tot persoonlijke woordverbindingen brengt. Het is nimmer gedwongen particularisme, gelijk Scheltema dat wil voorstellen. En in-plaats van taal-bedervenden en degenereerenden, heeft zijn neologie juist taal-verrijkenden en regenereerenden invloed.