IOO
teekende proporties der dingen is bijna altijd spontaan-zuiver. Zeer veel schilders weten geen ruimte, geen wijking in hun doeken aan te brengen, wijl ze den zin voor kleur-distantie missen, d. w. z. het fijne gevoel voor afstands-toonverhoudingen niet snappen. Vergezicht, landschap en stadsgezicht zuiver schilderen, is juist, wat het zuiver uitdrukken der toonverhoudingen betreft, zoo moeilijk, wijl, uit de verte gezien, de kleur der dingen verandert, versluiert, zich verweeft. Schoon de kleur en de toon van dichtbije beschouwing nog in uw oog leven. — Ge hebt een purpervisscher vlak voor uw neus gezien, zet hem een honderd meter van u af, tusschen hem en u zee, lucht, zandgrond, atmosfeer, en er staat een geheel nieuw kleurschepsel voorjeoogen. Toch wil je hem schilderen zooals je hem van nabij kent. Dat is de hevige fout coloristisch, beklemt ruimte en wijking. Want alléén door verschil in licht en zweving der kleuren krijgt ge de ruimte-diepte. Er zijn schilders, die bijna alles met gelijke kracht of eensoortige ingehoudenheid uitdrukken. Onzinnigheid. Cerebraal schilderen. Want al wat wijkt, ondergaat niet alleen tempering, maar schept nieuwe toonverhoudingen ; en al wat op het eerste plan komt, staat in het forto van het licht, in het hooge moment, krijgt klaarheid en duidelijkheid. In een landschap, stads- of vergezicht komt dat zekere uitdrukken der kleur-distanties telkens de hoogste eischen aan het toon-nuance-gevoel stellen.