98
tenspul; druk en toch stemmig• in hetroode, goude en warmgele gevonk, gespat en getril van al zijn lichtjes. Let nu ook eens op het kokende groen van het half-binnenwaarts geopende deurtje, waar de zon op danst; wat leutig en dartel geschilderd, daggoud tegen deurgroen, klaar van kleurverhouding, zoo zuiver als een accoord, zoo zuiver als de twee kleurplans van lucht tegen dak, links in den hoek. Juist in zijn durvende kleur-verhoudingen zoo klaar, wijl even er ónder, de gedemptheid der tonen in het zelfde ding, zóó puur in haar toon-waarde moest worden gevoeld.
De fond, het kamerdiepe duister, achter het opene deur-groen, dat uit de opening wegschiet, had doorschijnender, dunner en weeker van toets gekund, maar met wat een hartstochtelijke beheersching is dat jubelgroen op dat deurtje er ingegloeid. Ge bewondert steeds meer de volgehouden zuiverheid der twee kleurpartijen: het zon-gegloei, de schaduwkoeling. Prachtig komt die gammawerking en de doorgevoerde kleur-harmoniseering uit in het arrangement der blompotjes-cier. Vóór het front, in de zon, is de zomerschroeiïng aan het kleure-spelen. Het steenrood bijt zich uit, in het licht, tegen het goudgele muurlichtgezoem ; een paar stappen links in den hoek, staan dezelfde blompotjes, op bankjes en vóór venstertjes, in een heerlijke kleurverkoeling. Toonver-duisterd rood en goud en geel en groentjes, alles in de muurschaduw verstoofd; in de schaduwbetoning toch
0