77
dig, lief-koozend-lacherig, luidruchtig-vrijmoedig, speelsch, trots of van een geheel-ingehouden ontroering, deden hem het hart in de keel kloppen; brachten hem telkens weer opnieuw in de war, hem, Manus, die waande door niets meer in de war te kunnen worden gebracht.
II
Dwaze verteederingen en waarzeggerij.—Donna Carmen speelt met den dolk van Don José.
's Zaterdagsmiddags liep Corry bij hem op, van haar modezaak en dan smakte zij van alles door elkaar op een klus, vlak voor zijn beduusde gezicht.
Dan begon zij, — teleurgesteld grabbelend in leege cigaretten-doosjes, — een komiek verhaaltje over kweekvijvertjes en gebroken goudvisschenkommetjes van haar vader Frans Leerlap, door haar krakeelende broertjes van een tronk afgestort. Of zij vertelde met een spottende jeremiade-klaagstem, van haar dazende moeder Nel, die wanneer zij eens een blauwen Maandag tien stappen in de richting van het Rokin-pontje moest doen, in een rennende scherts-polonaise, een hoedje moest leenen bij tante Lien en een glad schortje bij tante Gees en een paar bolletjes-pantoffels bij de dochter van Klaasje Sevenster, alsof zij pandverbeuren speelde op een afstand.
Inéén sprong zij weer over op het bezit van diamanten en van een fluweelen mantel met een bont, nee ... waar je heele-maal in verzonk en waar je zoo lekker allerlei ״vreemde luchies" in snuffelen kon. Dan, éven onverhoed, beloftuitte zij de ״effe-tieve" waarzeg-kaartleggerij en de ״semnebule". Dat was nou ״effetief" veel fijner dan al de andere kaartleggerij. Zij had zich een erfenisje en een loterij uitgezocht, omdat zij twee keer ״het schip" kwam te trekken uit de linie en een groote zwarte hond haar den heelen weg, van de Lindenstraat tot de