17
Peet te binnen: Koninginnedag! Wilhelmientje vierde haar veertigste jaar. De gezapige baliekluivers, de wijven, de koo-ters, heel het Amsterdamsche volk zou in feestrazernijen losstormen. De kleintjes van Frans Leerlap en Nel Scheendert hadden den vorigen avond nog gezeurd: of Aume Bochel meeging ״prijsies vange" met vér-springen en touwklimmen, wed-loopen en hindernissen? De schelmsche Bromtol zelfs, zanikte mee.
— D'r wazze d'r,... had kleine Annetje opgewonden op haar morsige vingertjes nagerekend,... veur mastklimme silvere en gouwene klokkies ... enne ...
— Immese Edammerkaasies,... opperde Barendje.
— Enne ... enne ... en 'n nikkele sakmes,... sputterde Jaap er tusschen door.
— O gannef... da lieg-ie ... 't binne segaaarekokers!
— Effetieve segaarekokers, stijfgeklopt haur!... bevestigde Sientje met bangste klem van haar teedere kleine-meisjesstemmetje.
— Enne ... mit kranse ... en aldegaar pepiere rause ... en
aldegaar oranje flaggedoeke___perachtig!___perachtig!___
joeg Barendje weer op, die door zijn helle, lichte oogen het meest op zijn broertje Bromtol geleek.
— Enne Scheele Mien van de Willemstraat, die mit gernale sit buite de deur, neemt hullie mee gelijk mit 'n hap negotie,... beaamde Nel.
— Mit 'n lange roffel en 'n tambour-mejoorstap kom je d'r op en d'r uit,... had Manus leukjes-afwerend gezegd.
Ook van deze argelooze en lieftallig-opdringerige kinderpret wist hij, tégen droef-knagend zelfverwijt in, zich listiglijk en norsch-koppig af te maken. Want met een walgingsrilling bedacht Manus, dat hij den volgenden morgen al, tusschen rauwhartige uitboezemingen, heet feestgejoel en kommerlijk geraas in zou staan. Toch wou hij dit jaar niets van het Oranje-tieren en zingen, het liederlijke rokzwaaien, dwarrelen en opwindende toeteren; het domme sleurhossen en hitsig cancaneeren van dron-
Manus Peet. 2