9
Nakende Wurm, een kreupelgevallen zakroller met giftig-groene, wenkbrauwlooze oogen, riep achter het halfgeopende logementdeurtje naar Scheele Jaap, den houtzager, naar Oliejas en Willem Bessies, den Morgenster:
— Hoor die seeheld, die blauwbes-jeneverkop ... die olmse tiejeiskraker,... die suipt s'eige 't lierum!
Jan stotterde gebluft-deftig, zonder de zinspeling van Peet te begrijpen:
— Driekoninge van Keule? Roer bakboord weer?
— Juist Brommertje Tromp.
— Mechiel de Ruyter ... steekturf,... schaterde Riek, haar handen weer dof op de dijen neerploffend.
— Mechiél.,. slemiél,... donderde Koos Blomstraat er wild onder door.
— Vermits ik 't bin bin ik 't,... stamelde Jan.
En dom-trots herhaalde hij weer, toornig stampend na ieder woord:
— Vermits ik 't bin bin ik 't!
— 't Wicht is armeloos gebaure,... zong Ans Bietekop naast Rooie Riek, met een bedelaarshuil in haar trillende spot-stem.
— Maar jij, drommedaris ... iesegrim,... ging onverstoord Jan naar Manus voort, óver de hoofden der vreemde meeschim-pers heen,... je Iaupt vast an de grond — jouw maag walgt van de bikkement!
— Maak geen trammelan, Harpessoon Tromp... of we bomberdeere je mit krentetreiters, op 't nokkie van de ra,... dolde de voddenkrabber Willem Bessies.
— Vermits ik 't bin bin ik 't... maar jij, Manus, heb 'n Venus-kwaal onder je leeje... da's mijn weet.
Manus bootste een stootbeweging na:
— Bens!
— Ja bens ... bleddy bens,... stoom binne mit vliegend stormweer ... maar ... maar ... je lichies loddere as pap in je knar.
Olmse tiejeiskrater: oude brandkaste!!-inbreker.