56
Michal, ik voel 't, is wreeder
dan een krijgersdood. —
michal (terwijl ze luistert naar sterk gerucht en gestommel in David's slaapkamer.)
Ik sméék je man... vertrek! Als de knechten naderen tot hier, is de vlucht u afgesneên. Wreed zijn Saul's omgekochte beulen. Gjj künt niet vechten met
een ganschen drom. —
David (Nog eens Michal hartstochtelijk omhelzend.)
Ik ga, ik ga, mijn Michal; ik neem uw aangezicht in d'oogen mee. Ik koester uwen naam in mijn verdriet. Zoo God mij redden wil,
waakt Hij ook over ü!
David rent weg. — Michal in doodelijken angst, kijkt hem buiten na, terwijl telkens gerucht in de slaapkamer stommelt.
Michal.
Als zwart£ hal de nacht omhuift hem... Mijn aangebeden held... God hoede u! (valt op de
knieën.)
Almachtig éénig God van Israël,
wees hem genadig... dat hij niet valle
in de woeste handen van mijn vader.
0 Heer, bescherm hem in uw verheven duister.