50
Michal,
Mijn David, hoe min ik stil de koest'ring van uw zachte stem, den droeven weerschijn van uw liefde. Maar gij zijt zéér vermoeid; ga rusten, 'k Volg u dra. — Stuur mij geen volk;
ik zellef doof de lichten. —
David.
't Is waar Michal, 'k ben moe en mat.
Ik ga. —
David langzaam door rechtschen voorhang af. Michal dooft stilaan luchters en lampen. Het wordt, schoon niet geheel, donker in 't vertrek. Na eenige minuten plotseling rumoer op het terras achter de middendraperie. Jonathan, zeer bleek, met zwaard in de hand, komt op.
DERDE TOONEEL.
Jonathan (hijgend en ontsteld tot Michal, die verschrikt op hem is toe• geloopen.)
Michal!... Michal!... Red David! Hij moet vluchten!
Michal (hevig ontsteld.)
Vluchten 1i... Waarom 1... Uw lippen beven... Wat gebeurt er toch?
Jonathan.
Bij toeval vernam ik iets van een afgedwaalden krijger, in 't donker bij den stadsmuur, die mij herkende en David mint. Vannacht moét David sterven. Saul heeft 't zichzelf