14
Andere vrouwen. Maar David zijn tiénduizenden!
Op zijn bed, krimpt de koning nu ineen en smartelijk verwringt zich zijn gelaat.
VIJFDE TOONEEL.
Jonathan (legt met innig gebaar de hand op Saul's schouder.)
Ontspan uw wezen, vader.
SAUL (mi waanzinnige wezenloosheid starend en ■wijzend naar het dal, waar het volks-geroep klonk.)
Hoort gij, mijn zoon,
zoo pijnt, zoo krenkt het volk uw vader,
wiens heil het laf'lijk zegt te willen.
Zachter gezang en gedempter bazuin-geschal herklinkt.
jonathan (naar achteren uitziend.) Ze zien een boo van David's vader, 't Ontstelde vreugdelijk hun geest! Als onbezonnen kinderen,
zij stoeien met een lied.
SAUL (half schreiend, zijn hoofd in de handen geprangd, rukkend aan zijn tulband.)
'k Ben een verworp'ne God's.
Het drinkend vee ziet op mij neer.
Die smaad, die smaad, mijn zoon,
van zulk eergierig volk... die smaad,
hij brandt mij op de trotsche ziel.
Een uitgedroogde wel in de woestijn,
zóó is mijn leven. En héél mijn koningschap
luchtspieg'lend visioen, 't Is of een vuur mü op de handen springt en sarrend, dansend,
mij de wonde schroeit in 't vleesch.