13
Het koelt lichtzinnigheid van woord en daden af. Daarom o vorst, als wij de Wet belagen, en Mozes' leer tot letter-grauw verdorren ... laat striemen 't geeselkoord... genadeloos I Laat Tienden en goud ons brengen; neem onze dochteren als maagd
tot uwen nederigsten dienst. Eisch d'opbrengst van den wijnberg
d'olijf boom, van het veld... Maar krenk met spot en schimp
uw trouwe dienaars niet. —
SAVL (tot den Bethlehemiet.)
Ik kon uw woord besnoeien,
indien ik wilde. Maar het behaagde mij te luist'ren naar Bethlehem's klaroen'den trots. Zeg nu uw volk, Bethlehemiet, dat Saul niet krank is en niet treurt; en meld uw land dat strijdlust in hem beeft, als ingedrilde speer in hout.
Vertrek... en groet uw stam. —
(Bethlehemiet plechtig af.) . VIERDE TOONEEL.
(Buiten het dal bazuin-geschal en geestdriftig geroep en gezang van vrouwen. Trom-geroffel.)
Een vrouw (boven allen uit.)
Ik hoor een boó van Bethlehem!
Een andere vrouw.
Van David's vadert
Een menigte vrouwen tezaam (half als beurtzang zingend.)
Saul sloeg zijn duizenden... (Saul luistert verheugd.)
Saul en David. 2