21
"beduisteren 't stedeke, en woest-vaal windgezwier opgieren door de wijkjes, telkens weer worstelde zon er onder uit, glanste en strak-lichtte 't weer vroolijk na op grond en geveltjes, op wit geschort van slagers, dienstmeisjes en opgedirkte speel-kindert j es-kleertooi.
Ouë Gerrit rammelde op z'n klompen 't deftige buurtje door naar de achterwijk. Hij had vijfmaal uitgestelde belasting betaald, en de ontvanger was heel vriendelijk geweest. Nou liep de naar z'n huis, tusschen kronkelwegjes van Wiereland, inkrom-mend, plots nauw-pijpig uitloopend, poel-modderig onbestraat, •op duffe gangetjes en blinde steegjes, naar geestigste armoehoek van 't stedeke. Overal brokkelden honden-hokkige, laag-knel-lende huisjes met triestig-groen bemoste daakjes, zacht-rood verweerd, bedakpand en uitgezweet in vale kleuren op smadelijk droeve, heimwee bergende geveltjes. De dakjes dreigden vlak op deuringang, boven één raam, nog verstugd in kleine ruitjes, donkere krotjes van menschbeesten. Overal rumoerde in koker-diepe straatjes-engte, aan weerskanten vóór krotjes, zware olmen, neergeplant als wakende reuzen, droef stam-zwaar, gekerfd en vreemd-kleurig bemost, hevig lawaaiend in windgeloei en takgegeesel, vullend de armoe-wijkjes met hoonend windgeschrei en orkaan-gedreun. En daar, achter den wind, de verre zeestem, in bulderzang er boven uit. Tusschen halve bestrating, morsig en rommelig, kronkelden wegjes en erfjes, kaal, in-één uitloopend op verwaarloosde padjes, waar overal ruigte lag en vuil, slijk-bonken en rotte graszooien ; waar, met 'n draai, plots open-groenden, groote kale tuinderijen en wei-brokken, uitgedord en woest-vereenzaamd tusschen krotjes-gebrokkel, winterig dorpsstil en sidderend melancholiek. Voort klomperde ouë Gerrit op "״t Beukenwegje, krom-gegroeid straatje, 't eenige dat vroolijker uitkleurde in 't licht, met z'n grijslila en wit gekalkte geveltjes ׳en blauwige teer-randen; waar de boomen ook 'n minder droeven loeizang, hoog boven bemoste krot-daakjes ver-klaagden.
Bij 't Bikkerspleintje, dat wijd-donker en nacht-zwaar betoomd wegschool, met een rij laag-grimmige huisjes, aan elkaar, in geheime schaduwstilte, druilig-geel licht uit ruitjeskleine ra-