91
Vooral die Psalm 25 kende zij goed en zij hing aan de heilige woorden met heel haar trillende en beangstigde meisjesziel, in de eenzaamheid waarin dit geluk doorzijpelde.
Op een dag liep zij tegen een geweldenaar op, een Ant-werpschen bokser, een ruwen liefdoener. Zij had thuis nimmer van haar worstelingen en van haar zelfhandhavingen gerept. Ook van haar val wilde zij nu niets schrijven. Het was ook eigenlijk geen val; het was liefde. Alles was immers zoo gek door-elkaar-heengekronkeld. Want zij hield wel van den reus en hij wou ook niets gemeens met haar, zooals al die andere ploerten en ronkende vrijers. Integendeel, hij was dol-jaloersch en hij deed haar schimpswijze alderlei verwijten. Zij mocht niet meer dansen en rijden. Niemand mocht haar zelfs met een blik naken; trok hij krom als een waterwilg van uitzinnige drift. Door hém waagden de Belsen en hun misdadig hulp-gebroed, geen aanval meer op haar. Jammer, hij was een wrokkende, woeste vechtnatuur; een salamander. Hij kon niet bestaan zonder te rikkerakken en te vernielen. Hij was een ijselijke trommelslager, die veel van haar hield, doch haar bijtijden, in vlagen, afzichtelijk en met geweld toetakelde. De ergste ellende was bij hem het fanatiek gokken. Den ganschen dag roerde hij den elleboog. In één week tijd was hij er tweemaal op en tweemaal weer onder. Dan ontving zij een heel knorhanenmaal te verslinden, dan armelijk, alleen water en brood. Een gebbetje! Greet kreeg hevig-nerveuze lachbuien en geheel onverklaard wierd zij overvallen vaak door een idiote uitgelatenheid. Alles leek haar doolhof, slingergang achter slingergang en het leven één groot, bang en donker gewoel. Zerpe tranen biggelden haar tengere wangen af. En toch kapte zij zich wel tienmaal per dag; al grilliger, al maller. Haar uitgeslepen gezellinnen lachten Greet uit. Waarom deed zij toch zoo aanhalig, als zij geen ander begunstigde dan dien bruut, dien klauwenleeuw? Was het nog immer oost en troost, of moest ze ook al de rat aan het spek helpen?
Greet gebruikte meer en meer Vlaamsche en Fransche woor-
Blleboog roeren: dobbelen. —