86
en tango-wals; Yip-I-addy-I-ay-wals en Hawaï- en Monkey-Jazz...
O, Greet was dol-razend op muziek en tooneel. Maar even verzot op paardenspel en circus. Alleen de hooibroeische lucht van een arena, op een afstand, bracht al een stemming van wild geluk in Greet. Zij vond niets heerlijker dan zoet-dompen turfmolmgeur van donkere stallen; niets opwindender dan grappige, witgepoederde clowns die mekaar zoo koddig toetakelden. Zij vond niets aanlokkelijker dan paardrijdsters en danseressen, dan flonkerpronk en kleuren-praal, dan schmink en gepolijste, acrobatische glinster-werktuigen van circus en café-chantant. Toen was Greet op haar zeventiende jaar in kennis geraakt met een Brusselsche dans- en paardrijders-familie, Belgische menschen die Vlaamsch klapten en die heel erg netjes leken, zoo op het oog. Die vrouw sprak altijd maar, ophitsend de verbeelding en het hunkerende verlangen, van ״Bühne" en van cirque, van rijpaarden en dansen. Voor Greet ging de hemel open. Alles dronk blauw om haar heen! Wat had zij hier, als Jordaan-meid, voor een toekomst? Greet rilde van de huishoud-afsloverij. Zij hield ook dol van mooie kleeren, van veel licht en schittering; van chic, parade en electrisch schijnsel. Ach, Greet wierd onbeteugelbaar gelokt... De Brusselsche, zoet-snappende madame, doortrapt en guitig, liet haar alderlei photographieën zien van leerling-danseresjes en paardrijdsters in costuum; van: Schone Tridolin van Tickei Toe, en neuriede onderwijl een deuntje habonera, met verleidelijke halfstem... Greet stond verstijfd van bewondering en ontzag. Zij had de argelooze voorstellingen van het onbedorven volkskind, zoodra zij over tooneel en dans schuchter nadacht. Onder de sprookjesachtige tooverij van het pronkende avondlicht, onder de bekoring van het genietende publiek, bedwelmde zij zich aan het succes der artiesten. Zij Zag zoo de vonken van het aambeeld stuiven! Ach, zij was heelemaal niet dom; integendeel, zij bleef bij de pinken, Greet wist al lang, dat er een heele-