87
boel slechtigheid en gemeenigheid bestond in de wereld, maar als je op de tooneelplanken niet wou, dan gebeurde er toch niets. Dat klapte madammeke zoo lief-luchtig uit en zoo rustig, dat er geen woord tegen te strubbelen viel. De Belgische besmoesde ook moeder Ant met verleidelijk gekonkel. Haar dochter had nou juist den aanvalligen leeftijd... Zij was zoo rank en zoo rijzig, en zoo mooi van snoet,... een Salomé-figuurtje,... ze was zelve een ragtime en two-step... En zij zou goud verdienen!... Hier, in de armetierige Jordaan, onder dat kliekske menschen, bleef zij een reukeloos viooltje.., Daar, in den vreemde, kon zij volop ontbloeien.. Hier, in dat kippenhok van een landje, liep alles mis. Alla!...
— Gade ge zien, madammeke?
Ant stemde half-weiger end in; benauwd en trotsch tegelijk, dat haar mooie en goedhartige Greet artieste ging worden. Maar ook de zestig pieken in de maand spraken een woordje mee. Ant popelde van bangheid, maar zij zag, bij weigering, het angstige oogenlichten van Greet... Het was dik in orde... Ach, wat speelde ze toch een valsch spiegelspel met haar geweten!
Toen was Greet naar Brussel vertrokken. Mooie Karei meesmuilde:
— 'n Grasig kluitje feur die slobberige Belse, ik snap de wortel,... moar ikke gooide je dochter lieferst onder 't hakmes of onder 'n fischskuit!
Karei dacht aan Corry's verleden in ״Empire" en „Nes", met woede, smart en pijn.
In het begin kreeg Ant betooverende brieven van Greet. Alles was daar in België even heerlijk en mooi, en de menschen leken heel niet hebziek. Ze schenen compleet engelen van goedheid en inschikkelijkheid. En dan... de peerdjes, de ponnies en vosjes en merries,, .. waar zij als kind al óver-dol op was! '׳Zij keuvelde hier met peerdjes van alderlei slag. Zij voedde veulentjes in de hand. Zij krauwde en zoende ze op hun kol. Dat deed Greet vroeger
Pieken: guldens. —