79
vergenoegd tegen het lage rechterraampje. Een brok feuilleton! In een hoekje stond numero achtentachtig. Van de voorafgegane stukken had zij nooit iets gezien, en het erop volgende zou zij ook wel nimmer te lezen krijgen; kon zij wachten tot Joden-Hemelvaartsdag! Het was ommers een doodvreemde krant, die Aume Karei in de aalbakken had meegebracht. Maar toch smulde Alie nummertje achtentachtig heelemaal op, omdat zij verzon wat zij niet begreep. En stilletjes mijmerde droomrige Alie: zoo was het geweest en zoo zou het worden. Ze had zoo haar eigen kantige muziekkorps dat dag en nacht voor haar speelde in haar binnenste. Haar ongeweten liefde schiep zwijmel op zwijmel met verholen gloed;... de beeldschoone gravin had nijs; wier d'r ook geen koffiepot! Die kruiste link overal heen, die zijspan!... Zij was wel verrajen door die jaloersche, snoode gooser, maar om d'r versmade liefde zou zij d'r eigen wreken en sijn bekatteren!... Dien banjer zou zij een schrik in het hart jagen... Ach, het was om te rillen zoo mooi. Eén brokje zou Alie nog bewaren voor vanavond, in het hok. Want zij moest toch ook hooren wat Aume zoo immes zat te poekelen met moeder.
Toen Karei op een Maandagmiddag, snikheet, het benedenhuiskamertje van Ant instapte, zag hij aan haar schuin-getrokken wenkbrauwen, haar purperig-gevlekt en opgewonden gezicht en den eigenaardigen knak in haar lange lichaam, dat er wat gebeurd was.
— 'n Fertuintje ?... Ik snuif soet... schinke... en koffie... Kapsies?
— Soo,... lachte Ant,... brief van Greet.
— Aij!
— Femiddeg...
— Had d'r al half lont fan!
— Femiddeg is se hier.
In Ant's stem trilde een ingehouden snik van stil geluk. ... Pas de twééde maal dat ze Greet zag, in drie jaar tijd!
Karei zweeg en hij keek verbaasd rond, alsof hij het zwevend
Nijs: moed. — Link: uitgeslepen.—■ Gooser: vent. — Bekatteren beschuldigen. — Immes of emmes :zoo echt. — Poekelen: spreken. —